As a strategy to reduce excessive drinking among students, the Dutch National Prevention Agreement promotes alcohol-free beverages, assuming a substitution effect. However, given that alcohol consumption among students remains high despite rising popularity of alcohol-free beverages, alcohol-free beverages may in fact be consumed in addition to alcoholic beverages (addition effect). Moreover, the consumption of alcohol-free beverages may also be a first step towards the consumption of alcoholic beverages (stepping-stone effect). To test the effectiveness (or harm) of the applied strategy, we will analyse our extensive longitudinal dataset on the consumption of alcoholic and alcohol-free beverages among Dutch university students.

Dit voorstel betreft de Nederlandse bijdrage aan het internationaal vergelijkende onderzoek Programme for International Student Assessment (PISA-2018). Sinds 2000 wordt om de drie jaar in kaart gebracht in hoeverre 15-jarige leerlingen voorbereid zijn op het functioneren in de huidige kennismaatschappij. In PISA-2018 worden leerlingen digitaal getoetst in de mate waarin zij hun vaardigheden in lezen, rekenen/wiskunde en natuurwetenschappen kunnen toepassen in dagelijkse situaties. In PISA-2018 is het hoofdthema leesvaardigheid. Binnen deze vakken, maar ook in aanvullende modules, wordt daarnaast aandacht aan nieuwe, zogenoemde 21e eeuwse vaardigheden besteed. In PISA-2018 is daarom het extra domein ?wereldburgerschap? aan het instrumentarium toegevoegd. Naast het toetsen van leerlingen worden niet-cognitieve onderwijsopbrengsten (attitudes, gedrag) van leerlingen gemeten. Door middel van vragenlijsten op land-, school- en leerlingniveau wordt informatie verzameld over de onderwijscontext waarin leerlingen deze vaardigheden leren. Het onderzoeksteam is een consortium gevormd uit onderzoekers van de Universiteit Twente, de Radboud Universiteit, het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS) en het Expertisecentrum Nederlands (EN). Deze instellingen hebben ruime ervaring met de uitvoering van grootschalig internationaal vergelijkend onderzoek en met het analyseren van en publiceren over deze data.

School Wide Positive Behavior Support (SWPBS) is een schoolbrede benadering die gericht is op het creëren van een veilige en positieve leeromgeving en het ondersteunen van scholen in de dagelijkse omgang met gedragsvraagstukken. Indien SWPBS wordt geïmplementeerd zoals bedoeld draagt het bij aan een afname van het aantal gedragsincidenten op een school, verbetering van de leerresultaten en een positief, veilig en voorspelbaar schoolklimaat. In een veranderingsgericht onderzoek worden de resultaten van SWPBS op Nederlandse basisscholen onderzocht. Om de mate en kwaliteit van de implementatie te meten worden twee Amerikaanse instrumenten bruikbaar gemaakt voor de Nederlandse onderwijscontext.

Er is in Nederland een oververtegenwoordiging in de residentiele jeugdzorg en justitiële jeugdinstellingen van jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) met een niet-westerse achtergrond. De behandeling van deze jongeren is lastig vanwege de combinatie LVB, gedragsproblemen en cultureel achtergrond. Er zijn toenemend aanwijzingen dat een goed leefklimaat bijdraagt aan het verminderen van gedragsproblemen bij jongeren, doch onderzoek bij deze jongeren is nog nauwelijks uitgevoerd. Dit onderzoek richt zich op het in kaart brengen van hun beleving van het leefklimaat en zorgbehoeften en wil een eerste aanzet geven tot het ontwikkelen van een cultuur-sensitieve behandelmethode.

The main goal of this Interlinked Research Project (IRP) is to gain insight in the development of creative problem solving—one of the least well-studied 21st-century skills. The IRP comprises two PhD projects that study creativity (specifically: divergent and convergent thinking) in the context of upper-elementary mathematics and science education. Both projects first examine how creative problem solving relates to children’s domain-specific skills in either mathematics (project 1) or science (project 2). To do justice to diversity, the influence of child characteristics such as working memory span, reading comprehension, and socioeconomic background will be included. Next, a series of four quasi-experimental studies will be performed to examine how creativity can be improved during math and science lessons taught to heterogeneous groups of learners. These studies aim to identify the most predictive and teachable skills to enhance creative problem solving in math and science, compare the effectiveness of different instructional methods to strengthen these skills, and examine whether acquired skills transfer across domains. The results of all six studies will be synthesized in a new theoretical framework that combines creativity with prevailing views on math and science learning. Practical implications will be provided for math and science teachers to enhance the development of the creative potential of diverse groups of learners.